“Wie moet jou vrede geven?”
“Dat weet ik niet precies. God, de wereldleiders, de mensen …”
“En hoe ziet de vrede er dan uit?”
“Dat er geen oorlog is, geen terrorisme, geen armoede, geen geweld.”
“Is er op de wereld wel eens totale vrede geweest?”
“Nee; misschien voordat er mensen waren …”
“Ervaar jij wel eens vrede?”
“Ja, als ik thuis ben met mooie muziek”.
“Thuis met mooie muziek ervaar je vrede. Wie geeft je dat?”
“Dat komt van binnen; ik weet niet wie mij dat geeft.”
“Mijn vrede heb ik jou gegeven.”
“Wie ben je dan?”
“Ik ben God, net als jij …”