Woorden

golven3.jpg

Woorden wijzen naar iets. Het woord is niet dat wat het omschrijft. Het woord “bloem” is niet de bloem. De bloem is jouw ervaring van de bloem. En dat geldt voor alle woorden die we gebruiken. De essentie van dat waar een woord in een paar letters naar wijst, is niet in woorden uit te drukken. Woorden zijn de richtingaanwijzers. En zo gebruik ik ze: zacht, schokkend soms, klein, stil.

Als er geen “woorden” waren, waren er dan gedachten? Als er geen woorden waren, waren er dan emoties? Als de gedachte geen woorden had, als de emotie geen woorden had, hoe zou dat zijn? Woorden zijn als rimpelingen op de oceaan: rimpelingen die kleine golven kunnen zijn, grote golven, tsunami’s. Uiteindelijk verdwijnen alle golven weer in het water, waar ze van gemaakt zijn. De golf verdwijnt; het water blijft.

Zou er een wereld bestaan als er geen woorden waren? Hoe en waar zou de boom bestaan als we geen woord voor boom hadden? Als je kijkt naar een boom, zonder gebruik te maken van het woord boom, wat zie je dan en hoe ervaar je de boom? Dan staat er geen verhaaltje, dat dat een boom is, tussen jou en de boom. Als er geen woord voor jou was, geen naam, helemaal niets, hoe zou je jezelf dan zien en ervaren? En als er dan geen verhaal, geen woord is voor de boom en geen verhaal, geen woord voor jou, wat blijft er dan over van de ontmoeting met de boom? Dankbaarheid, eenheid, verwondering, stilte, thuiskomen, geen ketenen …

Zou er een “ik” bestaan als er geen woord was voor “ik”. Als er geen “ik-woord” zou bestaan, zou er ook geen “mijn-woord” bestaan. Niet meer: mijn lichaam, mijn huis, mijn tuin, mijn hond, mijn kippen, mijn kat, mijn moeder, mijn vader, mijn zus, mijn broers, mijn vriend. Niet meer: Ik ga naar mijn huis, ik doe mijn afwas, ik ga naar mijn vriend, ik ga met mijn auto. Niet meer: mijn vrijheid, mijn bewustzijn, mijn verlichting, mijn vreugde, mijn stilte, mijn pijn, mijn liefde. Hoe zou het dan wel zijn? Ik ga naar mijn huis, kan dan worden: Een lichaam gaat naar een huis. En wie ervaart dat?

Hoe wordt dan: Ik schrijf? Dat wordt dan: Er is schrijven. En: er is lopen, er is eten, er is praten. Bestaat er dan nog een zin als: Ik vind dit of dat? Als er geen “ik-woord” is, wie vind er dan iets. Is er dan zoiets als “mijn” mening? Als er geen mijn mening is, als er geen “mijn” land is, als er geen “mijn” geloof is, als er geen “mijn-woord” is, zou er dan oorlog zijn?

Vragen durven stellen bij dat wat je altijd als vaststaand hebt aangenomen, is vrijheid. Vrijheid ontvouwt zich in een vrije geest. Een vrije geest is een geest, een denken, dat bij alles durft te vragen. Die vrijheid die van binnen zit, heeft niets te maken met iets wel of niet doen.

Voor sommige mensen is vragenstellen, of liever, vragen toelaten, vervelend. Zij leven in een geordende wereld: alles op zijn plaats en alles op zijn tijd. Kinderen vragen aan die mensen: waarom? Antwoord: Omdat het altijd al zo was. En als er dan wat gebeurt dat niet in die geordende wereld past, dan is dat voor die mensen pijnlijk. Te merken dat iets jouw ordening in de war kan schoppen, is schokkend.

Als het lichaam van het kind niet zou veranderen, hoe kon het dan groeien? Als het zaad niet zou ontkiemen, hoe kon er dan een plant groeien? Als de wolk niet zou veranderen in regen, waar moest de regen dan vandaan komen?

Vragen stellen aan de woorden doe ik. Aan elk woord vraag ik: O ja?

Woorden zijn klanken, net zoals muziek klanken is. Voor de noten hebben we namen en als we de noten horen, horen we de klank. Als we naar muziek luisteren, sommige muziekstukken heel duidelijk, komt het ‘direct’ binnen. Zo noemen we dat. Het raakt je in je hart. Je hoofd zit er niet tussen, kan er niet tussen zitten. Je wordt ontroerd, tranen komen, je voelt zachtheid, warmte, kwetsbaarheid, liefde. Soms gebeurt het dat als je naar ontroerende muziek luistert, je het gevoel hebt dat je van de hele wereld houdt.

Sommige woorden doen dat ook: woorden die rechtstreeks naar je hart gaan. Het woord: ‘mededogen’  is zo’n woord. En ook het woord: ‘overgave’. Twee woorden die raken aan, je zou het kunnen noemen, het onnoembare. Zo kan sommige muziek raken aan het onnoembare. Woorden, muziek, klanken die hetzelfde kunnen uitdrukken, aan hetzelfde kunnen raken. Aan je hart, je kern, of hoe je het maar noemt.

golven-en-maan.jpg

Vragen stellen is twijfel-woorden toelaten. Vragen stellen is twijfel-gedachten toelaten. De vraag stellen: O ja?, is een gaatje slaan in de gedachten-verdediging die zich uit in woorden. Hoe meer gaten, hoe stiller het wordt. En uiteindelijk vervagen de woorden en zijn er geen woorden meer nodig.

Het lijkt alsof we steeds meer woorden gebruiken. Of meer woorden leidt tot beter begrip, weten we niet. Zolang we woorden als de waarheid beschouwen, als de absolute waarheid, ketenen we onszelf. Geen woord, geen gedachte bevat de absolute waarheid. Ook absolute waarheid bestaat niet. Elk woord, elke gedachte, elke “zogenaamde” waarheid, is altijd relatief. Boven kan niet bestaan zonder onder, druk niet zonder rustig, gestoord niet zonder normaal, man niet zonder vrouw, liefde niet zonder angst, mededogen niet zonder haat, ik niet zonder jij, zwart niet zonder wit.

Er bestaan allerlei soorten woorden: zachte, harde, vrome, profane, lieve, ondeugende, koele, arrogante, betrokken. Bestaan die soorten woorden of bestaan die soorten gedachten? Bestaan die soorten gedachten of bestaan die soorten mensen? Het is het allemaal. En iedereen is het allemaal.

Als we alle woorden gezien hebben voor wat ze zijn, wat blijft dan? Als we diep weten dat er geen verhalen zijn, wat blijft dan? Durf je in stilte bij iemand te zijn zonder een woord? Durf je in stilte bij jou te zijn zonder afleiding van mensen, muziek, de krant, de TV en radio? Wat blijft als alles gezien is voor wat het is, dat is niet uit te leggen. Woorden die erbij in de buurt komen zijn: dankbaarheid, vreugde, stilte, zachtheid. En ook dat is het niet. Elk woord drukt een bijhorend gevoel uit. En gevoelens verschijnen en verdwijnen. Wat verschijnt en verdwijnt is niet wat blijft. Er blijft iets waar het in verschijnt en verdwijnt. Ruimte, leegte, eeuwigheid, oneindigheid, zijn ook woorden die raken aan dat wat blijft. Wat blijft bevat alles. Wat blijft bevat niets. Waarin verschijnt en verdwijnt alles en wat weet dat het daarin verschijnt en verdwijnt?

img_1968.jpg

Al heel vroeg leren we om de woorden, die als vanzelf uit ons stromen, binnen te houden. Ze zijn niet gepast, niet beleefd, niet in de juiste context, niet op de goede plaats, niet op de goede tijd. “Foei, dat mag je niet zeggen”, zijn woorden waarmee we opgroeien. Zo worden we geperst in het keurslijf van de omgeving. De eisen die de omgeving stelt, worden voor ons een manier van overleven. We passen ons aan, elke dag, elk uur elk moment, houden binnen wat naar buiten wil komen en spreken onze leugen. Zo begint het proces dat woorden van de buitenkant de woorden van de binnenkant overschreeuwen. En zo leren we de woorden van de binnenkant zo te verdraaien dat het toch weer woorden van de buitenkant worden. Steeds meer leugens naar jezelf, steeds meer angst om het fout te doen, steeds meer pijn om de binnenkant binnen te houden. Verkrampt komen we aan in de volwassenheid, niet meer wetend wat echt is of niet. “Ik was helemaal mezelf kwijt; ik ben mezelf helemaal kwijt”, dat hoor je dan, in verschillende situaties: op het werk, in de relatie.

En soms gebeurt het, dat in die diepe duisternis van de gevangenis waar we in terecht zijn gekomen, een straaltje licht door de tralies valt: op precies de goede plek op precies het goede moment. Het lijkt of je even wakker wordt; de ballon is even doorgeprikt. Je wrijft je ogen uit en knippert tegen zoveel helderheid. Dat straaltje licht had de kracht om door de duisternis heen te priemen. Het leek van buiten te komen. Misschien was dat zo. Of kwam het van binnen?

zonnestraal.jpg

Aarzelend eerst laten we een woord uit die plek in ons binnenste komen. Onwennig horen we het woord zelf, opnieuw, terug van nooit weggeweest. De ander, tegen wie we het zeggen, hoort het misschien niet eens. Wij horen het. En dan komen we tot de ontdekking dat wat we tegen een ander zeggen, dat we dat tegen onszelf zeggen. Alle woorden zijn voor onszelf bedoeld. We kunnen niet weten of de ander hoort wat we zeggen of snapt wat we bedoelen. We horen het zelf en begrijpen het zelf. Eindelijk, na al die tijd, horen we de woorden zoals ze bedoeld waren. Druppeltjes van licht voor de ziel die in duisternis wandelde.

De angst om zo de woorden van de binnenkant naar buiten te laten komen, is groot. We zijn bang opnieuw gekwetst en afgewezen te worden. Dat straaltje licht, dat wat ons in een onbewaakt ogenblik aanraakte, vond Licht; in jou. En nu smelten ze beide samen en worden steeds groter en krachtiger. Niemand weet hoelang dat duurt. Op een gegeven moment merk je dat de woorden vanzelf uit je stromen. Je merkt dat het je niet uitmaakt of anderen luisteren, ze begrijpen, ze afkeuren. Je spreekt je eigen waarheid; je spreekt jezelf; jij bent gemaakt van waarheid.

Je eigen waarheid leven is vrijheid. Ook van vrijheid ben je gemaakt. Vrijheid zijn is vrijheid leven. Waarheid zijn is waarheid leven. Zeker is dat soms lastig in een wereld die vooral leugens en onvrijheid leeft: leugens naar het Licht in jezelf; onvrijheid naar de ketenen waarmee je gekluisterd bent aan naam en vorm. Ja zeggen en nee bedoelen is wat we doen en daarmee verraden we onszelf. Niet zeggen dat we van iemand houden terwijl we dat wel voelen is onvrijheid leven.

Houden van daar zijn we van gemaakt. Iets anders leven dan houden van, is leven in de leugen die we soms: “Flink zijn” noemen. En dan, op het sterfbed, worden woorden van Liefde en Licht wel gezegd. Dood geeft ruimte aan de waarheid, het licht en de liefde die we zijn. Als je dood bent gegaan, als je de dood van de leugens, de angst en de onwaarheden bent gestorven, komt waarheid, licht en liefde uit de dood tevoorschijn. DAT herrijst uit de as. eerst sterven de vormen en dan komt het vormloze naar buiten. Als de vorm heel transparant geworden is, zoals bij iemand die aan het sterven is, zie je het vormloze, het licht, door de vorm heen schijnen. Dat is wat je bent: het vormloze waarachtige licht.

En dat wil altijd door de vorm heen naar buiten komen. Hoe dichter de gedachtenstructuur, des te moeilijker komt het Licht door de vorm. Elke vorm, elke gedachte waar je aan sterft, maakt een gaatje in die dichtheid. Je wordt een grote gatenkaas en de gaten worden steeds groter. Dan kan het niet anders dan dat op een gegeven moment die vorm zo doorzichtig wordt, dat je ziet wat er binnenin zit.

img_2017.jpg

Woorden van licht willen vanuit die plek komen. Hoe meer gaten, des te makkelijker het gaat. En als het steeds makkelijker gaat, hoef je je geen zorgen meer te maken over dat alles uit elkaar valt. Je weet toch dat je niet de resterende kaas bent. Jij bent de gaten!! En natuurlijk is dat alleen maar een beeld.

Daarom voelen we ons zo prettig als we woorden horen van liefde en waarheid. Die woorden resoneren met wat we zijn, met het vormloze, onnoembare of hoe het ook allemaal heten mag. En dat zijn we allemaal ten diepste, ook al is het soms onder enorme puin- en mesthopen verborgen.

In deze tijd wordt misschien wel de meeste pijn geleden in relaties: relaties met onze ouders, familieleden, kinderen, partners. We willen dat de ander anders is dan hij of zij is. Als er voor mij een eikenboom staat en ik zeg tegen die standvastige boom dat het een bloem moet zijn, dan vinden we dat absurd. En dat is wat we doen met de mensen die ons na staan en met alle mensen: Zeggen, of tenminste denken, dat zij anders moeten zijn dan zij zijn. En we halen alles uit de kast om het voor elkaar te krijgen; voor elkaar te krijgen dat de ander voldoet aan het beeld dat wij over de ander hebben.

Welk beeld hebben we over de ander? Waaruit bestaat het beeld dat we hebben over de ander? Het beeld dat we van de ander hebben, zijn onze woorden, onze gedachten die we hebben over de ander. En wat drijft ons ten diepste om de ander anders te willen hebben? Als de ander zo is zoals wij het willen, dan voelen wij ons goed. Zo simpel is het. Als wij willen dat onze partner meer met ons communiceert, willen we dat omdat wij ons dan goed voelen. Als wij willen dat onze ouders ons begrijpen, willen we dat omdat wij ons dan goed voelen. “Ja maar als het nou echt beter is voor de ander als zij 10 kilo afvalt, moet je dat dan niet zeggen?” Of het echt beter is voor een ander weten we niet en je kunt het zeker zeggen. Of de ander het doet, daar gaan we niet over.

Wat gebeurt er precies als we willen dat de ander anders doet dan hij doet? Als we met de ander in contact komen, verschijnen er vanzelf allerlei gedachten in ons hoofd. Die gedachten worden woorden en we gaan die woorden geloven. En omdat we die woorden geloven, vertellen we ze aan de ander. Ons geloof in die woorden is zo sterk, dat als de ander niet handelt volgens onze woorden, of het niet eens is met onze woorden, we in staat zijn de ander geweld aan te doen. En we doen dat al door onze woorden over de ander te geloven en ze te zeggen. Zo zijn we geprogrammeerd, geconditioneerd. We weten niet beter tot op een bepaald moment er iets anders wakker wordt.

Er komt een moment dat er Licht gaat vallen op je conditionering; dat je het ziet als een geconditioneerde manier van doen. Als je geconditioneerd reageert, reageer je volgens eeuwenoude patronen die je geleerd hebt, die je ouders geleerd hebben, je grootouders. Geconditioneerd reageren is voorspelbaar reageren. Als je niet meer vanuit je conditionering reageert, als je stil aanwezig bent als een ander je uitscheldt, niet reageert, wat zou er dan gebeuren? En als je dan na de scheldpartij helder en duidelijk zegt: “Ik heb gehoord wat je gezegd hebt en ik denk er anders over”, wat zou er dan gebeuren?

Stil zijn bij jou is zorgen voor jou. Stil zijn bij jou is houden van jou. De patronen zijn sterk. En …, op een gegeven moment merk je dat er iets verandert in je contact met anderen. Mensen gaan je stille, alerte aanwezigheid opmerken. Ze vragen misschien hoe het komt dat het lijkt of het je niet deert. En jij weet dat het je echt niet deert: het lijkt niet zo, het is zo. Onkwetsbaar in je kwetsbaarheid, stil in het lawaai, liefdevol in de angst, vrede in de oorlog. Het begint met jou; de oorlog kun jij stoppen door geen oorlog te voeden en te voeren. En dat gaat om hele kleine dingen. Gelijk willen hebben, is oorlog voeren. De ander willen veranderen is oorlog voeren. En die kleine dingen kunnen uiteindelijk leiden tot een grote oorlog. Ieder moment is een goed moment om de oorlog te stoppen in jou. En op een gegeven moment gebeurt het.

Spelen met woorden

zie de pagina: Spelende woorden