Buiten is de avond gevallen. Het is windstil. De kaars is aangestoken en de nachtgeluiden dringen uit de verte door. Een voor een verschijnen de sterren. De adem gaat in en uit. De handen liggen in je schoot en je kijkt.
Nachtvlinders komen op het kaarslicht af. Steeds dichter en dichter komen ze, onweerstaanbaar aangetrokken tot het licht…
En dan…, vliegt de mot in de vlam. Het knispert even en dan brandt de vlam rustig verder, onaangedaan door wat zich daarnet heeft afgespeeld.
Wanneer werd de mot de vlam?
Wanneer werd de vlam de mot?
De mot in de vlam is de vlam ….
Wij draaien om het licht dat ons verteren zal.
Het licht verteert alleen de vorm.
Wat nooit geboren en nooit gestorven is
het Licht dat jij bent,
Verenigt zich weer met het licht
dat je was
bent
en weer bent ….
ik voel me zwaar aangetrokken tot een mens dat absoluut niet goed voor me is,
ik voel een mot die eerdaags zal verbranden…..