De wind begint te praten
en zon zendt zacht haar groet
De blâren fluist’ren ritselend
en bijen zoemen luid
Het zand zakt onder zolen
en mieren kruipen op
Vlinders fladd’ren vrolijk
en vogels zingen luid
Ik soes terwijl ik loop
en drink dit alles in
Ik koester mijn alleenheid
die al-eenheid blijkt te zijn …